Winstmarges dalen nu lonen inhaalslag maken
Geplaatst op 17 april 2024
De combinatie van snel herstel uit de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne zorgde voor hoge inflatie. Dit werd voor een belangrijk deel gedreven door sterke prijsstijgingen van geïmporteerde producten als energie en ruwe voedingsmiddelen. Hoewel de inflatie voor consumenten begin 2024 nog niet helemaal terug is op de gebruikelijke niveaus, is de stijging van de prijzen van 3% aan het begin van 2024 een stuk lager dan de dubbele cijfers uit de herfst van 2022. Maar hoe zit dat met de prijzen van goederen en diensten die in Nederland geproduceerd worden? Deze binnenlandse inflatie, benaderd met de stijging van de prijs van het bruto binnenlands product, piekte in het tweede kwartaal van 2023 (op 9,0% jaar-op-jaar) en is inmiddels ook met een vertraging bezig.
Lagere bijdrage exploitatieoverschot
Het lijkt erop dat de binnenlandse prijzen in 2021 en 2022 vooral stegen doordat een deel van het bedrijfsleven zijn winstmarges wist te verhogen. Dat suggereert onderstaande grafiek met een decompositie van de ontwikkeling van de prijs van het bbp, die overigens strikt genomen niet causaal geïnterpreteerd kan worden. Doordat de vraag naar producten – denk aan gas, (producten die gebruik maken van) zeecontainervervoer of ruwe voedingsproducten als graan en oliën - relatief sterk was, terwijl het aanbod onder druk stond konden bedrijven hun prijzen verhogen. In meer recente kwartalen is er echter van de aanvankelijk substantieel positieve bijdrage van het exploitatieoverschot (een indicator voor operationele winst) aan de binnenlandse prijsstijging nauwelijks nog wat over.
Indicatoren voor winstgevendheid van bedrijven dalen recent
De terugloop van de (bijdragen van) exploitatieoverschotten (aan binnenlandse prijsontwikkelingen) suggereert dat de winstgevendheid van het bedrijfsleven gemiddeld terugloopt, doordat de kosten harder stijgen dan de verkoopprijzen. Dit is waarschijnlijk, maar niet met zekerheid vast te stellen, omdat er geen snelle alomvattende statistiek voor winstmarges bestaat. Traditioneel keken economen daarom vaak naar de verhouding tussen het bruto of netto exploitatieoverschot en de toegevoegde waarde van bedrijven, een cijfer uit de nationale rekeningen dat een paar maanden na afloop van het kwartaal berekend kan worden. Deze “winstquote” zoals ook het CBS rapporteert was eerder behoorlijk hoog, maar loopt recent gestaag terug.
Van de energiecrisis hebben we echter geleerd dat op het moment dat intermediaire inputs (zoals energie, ruwe grondstoffen en halffabricaten) flink in prijs stijgen, deze traditionele indicator een te positief beeld kan geven van daadwerkelijke winstmarges (omdat dan niet alleen het exploitatieoverschot van de gebruikers van inputs daalt, maar hun toegevoegde waarde dan zelfs nog sterker afneemt). Daarom kijken we ook naar een andere winstgevendheidsindicator, het exploitatie-overschot in verhouding tot output (wat gezien kan worden als het nationale rekeningenequivalent van productie, ofwel omzet plus eigen verbruik). Ook deze winstgevendheidsindicator is duidelijk gedaald en komt inmiddels in de buurt van het langjarig gemiddelde. Dit bevestigt het beeld dat recent de gematigdere verkoopprijsontwikkeling gemiddeld ten koste gaat van winstmarges van bedrijven.
Werkenden zien recent hun beloning sterk stijgen
De meest recente (4e kwartaal 2023) prijsstijging van de binnenlandse productie van 6,3% ten opzichte van een jaar eerder laat duidelijk een ander beeld zien dan voor 2021-2022. De grootste bijdrage komt nu overduidelijk van de beloning van werknemers. De gemiddelde beloning per uur van werknemers lag eind 2023 ruim 8% hoger dan een jaar eerder. Dit betekent dat werknemers meer dan voorheen profiteren van prijsstijgingen (en mogelijk de loonkosten de inflatie opdrijven). Niet alleen werknemers, maar ook zelfstandigen doen het inmiddels beter. Vergeleken met een jaar eerder lag de gemiddelde beloning per gewerkt uur van zelfstandigen eind 2023 zo’n 6% hoger. Dit is een indicatie dat ook het bruto-inkomen van zelfstandigen recent bijdraagt aan prijsstijgingen dan wel van de prijsstijgingen lijkt te profiteren. Aangezien voor bedrijven de beloning van werkenden een kostenpost is, heeft dit gevolgen voor hun winstgevendheid.
Beloning van arbeid reageert met gebruikelijke vertraging
Aan de daling van (de bijdrage van) “winstgevendheid” liggen twee ontwikkelingen ten grondslag. Ten eerste is er een gebruikelijk patroon. Als de vraag in de economie aantrekt, leidt dat in eerste instantie tot hogere winsten en winstmarges (via hogere verkopen en/of prijzen), omdat over kosten zoals lonen en inhuurtarieven veelal al eerder afspraken zijn gemaakt. De arbeidsmarkt reageert meestal met vertraging op het aantrekken van de economie. Het duurt even voordat krapte zich vertaalt in hogere beloningen, bijvoorbeeld bij het afsluiten van nieuwe cao’s. Zo nu ook. We zien lonen een inhaalslag maken. Aangezien zelfstandigen zelf hun tarieven kunnen vaststellen reageert het gemengd inkomen meestal wel wat sneller en volatieler op de conjunctuur dan de lonen. Ook dit gebruikelijke patroon is ook de afgelopen tijd weer opgetreden.
Effect van extreme schaarste in specifieke sectoren verdwijnt
Ten tweede zien we dat de grote schokken in de economie nu achter ons liggen. Illustratief hiervoor is de ontwikkeling van het exploitatiesaldo* van de sector delfstoffen, energie en water, waaronder zowel gasproducenten als leveranciers vallen. In deze sector daalt nu twee kwartalen op rij jaar-op-jaar de prijs van de toegevoegde waarde zelf, wat vooral samengaat met een daling van de (bijdrage van) “winst”. Aannemelijk is dat dit vooral het gevolg is van minder spanning op de energiemarkt.
Een ander voorbeeld zien we in de landbouw, bosbouw en visserij. Ook daar steeg de prijs van de toegevoegd waarde tijdelijk flink en viel vervolgens de prijsontwikkeling samen met het exploitatieoverschot terug. Ook op deze markt was tijdelijk sprake van opgelopen spanning tussen vraag en aanbod, o.a. vanwege de verlaagde aanvoer van producten vanuit Oekraïne en Rusland. Kijken we verder naar de reactie van bedrijven op enquêtevragen over de ontwikkeling van de winstgevendheid, dan valt ook daarin op dat vooral de landbouw en de delfstoffenwinning een teruggang in het sentiment over de winstgevendheid rapporteren.
Dit bevestigt nogmaals het beeld dat verandering in de gemiddelde winstmarge deels gedreven is door tijdelijke ontwikkelingen waar bepaalde bedrijfstakken extra van konden profiteren. Gemiddeld lijkt de winstgevendheid mede door de extremen in specifieke bedrijfstakken nu terug te zijn gelopen naar een meer gebruikelijk niveau. Met een aanhoudend hoge kostenstijgingen voor personeel kan deze de komende tijd zelf nog verder dalen. Werkenden profiteren nu meer mee van verkoopprijsstijgingen. Daarmee zijn zij nu eerdere koopkrachtverliezen geleidelijk aan het goedmaken en stijgt het aandeel van arbeid in het nationale inkomen.